Oesterriffen en mosselmodellen

English

Hoe de kweek van platte oester gebaat is bij natuurherstel en modellering de mosselsector helpt

Het lectoraat Aquacultuur is de langst functionerende onderzoeksgroep van de HZ. Het heeft inmiddels een jarenlange expertise opgebouwd in het onderzoek naar laag-trofische aquacultuur, dat wil zeggen aquacultuur van organismen die laag in de voedselketen staan, zoals algen, zeewier en schelpdieren. In samenwerking met de Zeeuwse schelpdiersector, overheid en andere onderzoeksinstituten voert het lectoraat zijn praktijkgericht onderzoek uit. HZ Discovery besprak met coördinator Pascalle Jacobs een vijftal projecten die een goed beeld geven van de actuele onderzoeksportefeuille.

Paul Vader, redacteur HZ Discovery

'Oesterhemel'

Het aanleggen van een oesterrif van gebakken steenblokken met daarop de larven van platte oesters

Lees meer

Kraamkamer

Het plan om een rif van platte oesters in de Oosterschelde aan te leggen dat een kraamkamer wordt voor nieuw oesterbroed

Lees meer

Mosselkweek op open zee

Het testen van verschillende methoden van hangculturen in open zee

Lees meer

Voorspellen van groei

Het ontwikkelen van een model dat de mosselproductie voorspelt aan de hand van data

Lees meer

Digitaal zakboekje

Met een app op de telefoon voeren kwekers gegevens over de groei van de mosselen in

Lees meer

Herstel van oesterriffen

Het lectoraat Aquacultuur participeert in twee projecten die tot doel hebben om de banken of riffen van platte oesters te herstellen. Het doel van deze projecten is tweeledig, natuurherstel en verbetering van de kweek van platte oesters. Ooit was de inheemse platte oester (Ostrea edulis) alom aanwezig in de Noord-Europese wateren en dus ook in Zeeland. Overbevissing leidde in het midden van de 19e eeuw tot het praktisch verdwijnen van de wilde oesterpopulaties en tot de opkomst van de oesterkweek als alternatief van de wildvang. Met de kweek van de platte oester gaat het echter niet goed, ze neemt in Nederland al jaren af, onder andere door het gebrek aan oesterlarven in het water.

Wilde oesterbanken of -riffen vertegenwoordigen belangrijke natuurwaarden. In de eerste plaats door de eigenschap van oesters om grote hoeveelheden water te filteren en daarmee van meststoffen te ontdoen. Verder verhoogt een oesterrif de biodiversiteit omdat het een habitat is voor veel mariene soorten, waaronder commercieel interessante als kreeft en paling. Ten slotte produceert een oesterrif larven die vrijkomen in de waterkolom en die het uitgangsmateriaal vormen voor de kweek. Het herstellen van natuurlijke oesterbanken, zo is het idee, is derhalve zowel goed voor de natuur als voor de economie.

Een ‘oesterhemel’ in het Veerse meer

In het Veerse meer is een proefproject gestart om een oesterrif aan te leggen van gebakken steenblokken met daarop de larven van platte oesters. De larven hebben zich in kweekbassins op de blokken gevestigd. Die kweekbassins staan bij stichting Zeeschelp die als enige in Nederland in staat is om jaar na jaar platte oesters te kweken in het laboratorium. Eenmaal gestort in het Veerse meer zullen de blokken in een paar jaar uit elkaar vallen terwijl de oesters tegelijkertijd een stabiel rif vormen. Deze methode is ontwikkeld door Oyster Heaven, een ‘start-up’ die komende jaren op grote schaal oesterriffen wil aanleggen om de biodiversiteit en de waterkwaliteit van bijvoorbeeld de Noordzee te verhogen. De komende jaren zal de groei van het oesterrif en de ontwikkeling van de biodiversiteit in en nabij het rif worden gemonitord. Het lectoraat Aquacultuur is kennispartner en doet onderzoek in het lab naar predatie en zuurstofloosheid, twee factoren die het succes van oesterrestauratie beïnvloeden. “Een student kijkt of er verschil is in predatie van de oesterlarven door krabben op de blokken in vergelijking met de bodem,” legt Pascalle Jacobs uit. “Een andere student heeft een ingenieuze opstelling gebouwd om het effect van zuurstofloosheid op de overleving te meten. Het gebrek aan zuurstof speelt met name in sommige diepere delen van de Grevelingen en dat is dan weer van belang voor de kwekers voor wie wij heel veel onderzoek doen.”

'Een student heeft een ingenieuze opstelling gebouwd om het effect van zuurstofloosheid op de overleving te meten'

Oesterrif als kraamkamer

Een ander project dat ook gaat over de aanleg van een rif van platte oesters is interessant genoeg om hier te noemen, ook al bevindt het zich nog in de fase van subsidieaanvraag bij RAAK-pro. Het idee is ontwikkeld na een bezoek van Franse collega’s aan oesterkwekers in Yerseke. Pascalle Jacobs: “Ze vertelden daar dat ze met dezelfde problemen kampten als hier, namelijk dat ze elk jaar minder oesterlarven in het water telden, waardoor hun productie in gevaar kwam. De kwekers spraken op een gegeven moment met elkaar af om vijf procent van hun gekweekte oesters op een plek in zee te storten. Ze verzorgden die oesters goed door de predatoren weg te vangen. De oesters groeiden en begonnen nageslacht te produceren. Na een paar jaar ging het aantal oesterlarven weer significant omhoog.” Dat wilden de oesterkwekers hier ook wel, en zo ontstond het plan om een rif van platte oesters in de Oosterschelde aan te leggen dat een kraamkamer wordt voor nieuw oesterbroed.

Oesters verschillen van andere schelpdieren in hun voortplanting aangezien ze de ei- en zaadcellen niet in waterkolom brengen voor de bevruchting. Bij de oester vindt de bevruchting in de schelp plaats. Naarmate de oesters ouder worden krijgen ze meer nageslacht. De larven zijn relatief groot als ze vrijkomen en de aanhechting op een geschikte groeiplaats vindt vrij snel plaats. Hoe snel en op welke afstand van het rif is onderwerp van het onderzoek. De invang van oesterbroed voor de kweek zou dan in de nabijheid van het rif moeten plaatsvinden.

Bijzonder in dit project is dat natuurorganisaties zoals het Zeeuws Landschap en Natuurmonumenten ook meedoen. Pascalle Jacobs: “Voor ons als penvoerder is het spannend om de kwekers en natuurmensen aan één tafel plaats te laten nemen en te merken dat ze van elkaar leren.” Dat is niet evident, volgens Jacobs, want in het verleden stonden ze meestal tegenover elkaar. Nu hebben ze echter gezamenlijke belangen, aangezien het zowel voor de kwekers als voor de natuur essentieel is dat er een duurzaam rif ontstaat dat een beschermde status heeft.

Als het project doorgaat zal de HZ Discovery zeker een keer aandacht besteden aan de methoden en uitkomsten van dit project.

Mosselkweek

Het lectoraat Aquacultuur is verder betrokken bij drie projecten die onderzoeken of de kweek van mosselen op de Noordzee mogelijk is. Gedacht wordt aan windparken omdat daar niet wordt gevaren; de Voordelta fungeert daarbij als proeftuin. “De mosselsector geeft aan dat er ruimte is op de markt om meer mosselen te verkopen,” zegt Jacobs. “Maar,” voegt ze eraan toe, “de Zeeuwse Delta is vol. Er is geen ruimte vrij voor de kweek.” De overstap van de Oosterschelde of Grevelingen naar de Noordzee is geen sinecure, legt Jacobs uit. “De omstandigheden zijn op zee onstuimiger, je moet daar met andere boten naartoe. Windparken liggen verder weg waardoor je als kweker niet elke week bij de mosselen kunt kijken hoe ze groeien. Daarnaast weten we niet of er voldoende voedsel is.” Deze overwegingen leveren voor het onderzoek interessante vragen op die in de projecten aan de orde komen.

Mosselkweek op open zee

Een project dat op zijn eind loopt is een proef om verschillende methoden van hangculturen te testen in open zee. De locatie van de pilot was de Voordelta, een gebied met veel dynamiek. Jacobs: “En dan was de gekozen plek binnen de Voordelta nog extra ruig.” Het project loopt in 2025 af en heeft veel tegenslagen gehad. “Ramp na ramp,” volgens Jacobs. Omdat het gebied een Natura2000-status heeft moesten er vergunningen worden aangevraagd die lang op zich lieten wachten. Nadat de installaties van de hangcultures waren aangebracht voer er een schip in de touwen waardoor alles verloren ging. Daarna hebben ze opnieuw alles opgebouwd en is er veel schade ontstaan door weer en wind. “Een beetje sneu,” vindt Jacobs. “Gelukkig is het project een halfjaar verlengd waarin we vooral heel veel gaan meten om te weten waar de omstandigheden gunstig zijn als je het nog een keer gaat proberen.”

Voorspellen van groei

“Mosselkwekers zijn gewend om hun kweek nauwlettend in de gaten te houden,” legt Jacobs uit. “Ze vangen mosselbroed in, halen de kleine mosselen op een bepaald moment van de touwen en doen ze in een sok. Bij een mogelijke kweek in windmolenparken is dat een stuk moeilijker. Naast het feit dat de boten die nu gebruikt worden niet geschikt zijn voor open zee, liggen de windparken te ver weg, waardoor het te duur is om vaak heen en weer te varen.” De kweker zou de groei van de mosselcultuur op afstand in de gaten moeten kunnen houden. Vanuit die gedachte is het project Volta gestart. Het doel is om een model te ontwikkelen dat de mosselproductie voorspelt aan de hand van data die elke dag gemeten worden, zoals temperatuur en beschikbaarheid van voedsel. De kweker beslist dan aan de hand van het model of er ingrepen nodig zijn. “Wageningen Marine Research (WMR) en wij hebben samen met kwekers veel data uit de Waddenzee en Oosterschelde verzameld over de groei van mosselen. Daarmee hebben we een model gemaakt en de bedoeling was om het model te valideren met de gegevens van het project in de Voordelta. Alleen door de tegenslagen in dat project hebben we weinig gegevens voorhanden.” Een tweede, aanvullend model wordt ontwikkeld samen met de onderzoeksgroep Data Science. “Hiervoor zijn ook veel data nodig,” zegt Jacobs. “En die hadden ook uit het project in de Voordelta moeten komen. Het doel is om met de twee modellen mosselproductie te voorspellen.”

Digitaal zakboekje

Voor het laatste project over mosselen gaan we weer terug naar het binnenwater van de Oosterschelde. “Kwekers houden per jaar bij in een soort zakboekje hoe de resultaten zijn op bepaalde percelen,” vertelt Jacobs. “Ze kunnen dan terugzoeken dat een perceel het goed heeft gedaan in het voorjaar en een ander in de zomer en daarop de beslissing baseren om mosselen eventueel te verplaatsen.” Het zakboekje is nu gedigitaliseerd. Met een app op de telefoon voeren ze hun gegevens over de groei van de mosselen in. “Een van de gebruikers van de app wilde graag van te voren weten waar hij zijn mosselen naartoe kon brengen om ze snel te laten groeien. We zijn nu bezig kaarten te maken op die app die op basis van satellietdata en een groeimodel aangeeft hoe groot de groeipotentie is in de Oosterschelde.” De kaarten helpen de kwekers om beslissingen te nemen waar ze hun kleine, halfwas- of grote mosselen moeten neerleggen. Een hele verbetering volgens Jacobs. “In plaats van achteraf terug te bladeren in hun zakboekje, weten de kwekers nu vooraf wat de beste groeiplaatsen zijn.”

'We maken kaarten die op basis van satellietdata en een groeimodel aangeven hoe groot de groeipotentie is in de Oosterschelde'

'Die van Texel': Pascalle Jacobs

Toen ze na haar studie Bos en natuurbeheer in Wageningen haar draai niet kon vinden ging Pascalle Jacobs opnieuw naar Wageningen voor de master Management of Marine Ecosystems. Haar afstudeerproject deed ze bij IMARES (nu WMR) op Texel. Ze promoveerde bij hetzelfde instituut op onderzoek naar de invloed van jonge mosselen op het plankton in de Waddenzee. Toen IMARES Texel verliet vond ze een baan bij het naastgelegen NIOZ. Daar werkte ze aan heel veel verschillende onderzoeken die vaak gingen over de interactie tussen schelpdieren en het plankton. Ruim drie jaar geleden werd ze gevraagd om te solliciteren naar de functie van coördinator bij het lectoraat Aquacultuur. Ze woont nog op Texel, van waaruit ze een gedeelte van de tijd op afstand werkt. “Ik word altijd aangekondigd als ‘die van Texel’,” zegt ze er zelf over.

Aquacultuur in deltagebieden

Het lectoraat Aquacultuur in deltagebieden ondersteunt ondernemers in de aquacultuursector door hun kennisvragen praktijkgericht te onderzoeken.

Lees meer over het lectoraat